Vanuit het juiste perspectief schrijven, is voor veel beginnende schrijvers lastig. En niet alleen voor beginnende schrijvers. Ook voor ervaren schrijvers, blijft dit vaak ‘een dingetje’ (ja, dat weet ik uit ervaring 😉 ). Daarom vandaag een boekje open over perspectief.
Perspectief, wat is dat eigenlijk?
Wanneer we het over perspectief hebben, hebben we het over het standpunt waarin het verhaal wordt verteld. Erg belangrijk, want ieder perspectief kent zijn eigen kracht en valkuil. Het standpunt bepaalt hoe de lezer in het verhaal wordt meegenomen.
Kinderboeken zijn vaak geschreven vanuit een van de volgende drie perspectieven.
Ik-perspectief
Het verhaal wordt verteld vanuit het hoofd van een persoon. Als lezer word je deelgenoot gemaakt van de gedachten en emoties van deze persoon. Dat kan een goede manier zijn om spanning op te bouwen, want je kruipt als lezer in de huid van het personage.
Waar je als schrijver bij de keuze voor dit perspectief rekening mee moet houden is dat je niet in het hoofd van andere personen kan kijken. Ik hoorde pas nog iemand een verhaal vertellen vanuit dit perspectief. Dat ging ongeveer zo:
Ik liep voorzichtig de grot uit. Ik mocht geen enkel geluid maken, dan zou Ot onmiddellijk door hebben dat ik hier ook was. Ik zag Ot om zich heen kijken. ‘Waar blijft Helga toch?’ dacht hij.
Dat laatste kan dus niet. De ik-persoon kan geen gedachten van anderen lezen. Beter is: ‘ik zag Ot om zich heen kijken, alsof hij iemand verwachtte.’
Personaal perspectief
Dit perspectief is beter bekend onder de naam ‘hij-vorm’ (of natuurlijk zij-vorm). De lezer staat hierbij ietsje verder van het personage af, maar loopt nog steeds met hem op. Voor de schrijver is het de uitdaging om niet per ongeluk van perspectief te wisselen. Als Jaco de persoon is vanuit wie het perspectief geschetst wordt, kan dat binnen een scène niet zomaar door een andere hij overgenomen worden.
Jaco staarde zwijgend voor zich uit. Hij liep in gedachten de afgelopen dagen na. Had hij ergens een signaal gemist? Marko stond op. ‘Ik kan maar beter gaan.’
Terwijl hij de deur achter zich dicht trok, zuchtte hij. Hij had zijn vriend liever wat positiever nieuws gebracht.
Je voelt het als lezer feilloos aan, er klopt hier iets niet. Waar je in het begin van de scene een kijkje krijgt in het hoofd van Jaco, neemt de schrijver je ineens mee naar het hoofd van Marko. Dat kan binnen dit perspectief niet. Beter is:
Jaco staarde zwijgend voor zich uit. Hij liep in gedachten de afgelopen dagen na. Had hij ergens een signaal gemist?
Marko stond op. ‘Ik kan maar beter gaan.’
Jaco knikte, maar deed geen aanstalten om zijn buurman uit te laten. Hij zag hoe Marko de kamer verliet en hoorde hoe hij zuchtend de deur achter zich dicht trok. Waarschijnlijk had hij liever een positiever bericht doorgegeven.
Je ziet dat de buurman hier ook met ‘hij’ wordt omschreven, maar nu kan dat wel, omdat dit nog altijd vanuit het perspectief van Jaco bezien wordt.
Auctoriale verteller
De auctoriale verteller wordt ook wel de alwetende verteller genoemd. Hij zweeft als het ware boven het verhaal en weet alles. Hij kan in het hoofd van ieder personage kruipen en is niet gebonden aan de tijd. Een ideaal perspectief als je jouw lezer af en toe alvast een kijkje in de toekomst wilt geven. Toch zit er ook een nadeel aan dit perspectief. Doordat je als lezer in het hoofd van de verteller zit, en niet in het hoofd van een personage dat middenin een situatie zit, blijf je vaak wat afstand tot het verhaal houden. Een voorbeeld van een scène die vanuit een alwetende verteller is beschreven:
Het was de koudste dag van het jaar. Weermannen hadden er al voor gewaarschuwd. Je moest maar zoveel mogelijk binnen blijven en als je toch naar buiten moest, was het verstandig om een extra laagje kleding aan te trekken. Joris had dit advies keurig opgevolgd. Hij had zelfs twee extra laagjes aangetrokken. Als hij toen al had geweten dat hij een uur later op een tropisch eiland zou staan, had hij dat natuurlijk nooit gedaan.
Je herkent de alwetende verteller hier aan zijn sprong in de tijd: ‘als hij toen al had geweten…’ De verteller weet iets, wat Joris op dit moment nog niet kan weten.
Welk perspectief je moet gebruiken, hangt sterk van je verhaal en je eigen voorkeur af. Als je twijfelt, kun je het beste een of meerdere scenes herschrijven vanuit een ander perspectief. Vaak voel je dan als schrijver al wel aan wat het beste werkt. Ook kun je derden vragen of ze jouw scenes willen lezen.
Heb jij voorkeur voor een perspectief?
Rob zegt
Helder stuk, Judith.
Ik heb geen voorkeur voor een perspectief, maar als redacteur (en soms ook als lezer) struikel ik regelmatig over perspectief-‘fouten’, dus wanneer de ik-vorm ineens overgaat in de hij-vorm (al valt dit eigenlijk meer onder fouten in de vertelvorm). Of ook: als het perspectief bij hem ligt (of lijkt te liggen, de eerste alinea is hierin vaak bepalend) en je ineens leest wat zíj denkt, ziet of voelt.
Goed dat je het aanstipt, maw!
Groet,
Rob